Artikel

Creativiteit, maatwerk en lef

Creativiteit, maatwerk en lef

Veel loopbaanadviseurs begeleiden graag kandidaten met een hoger opleidingsniveau. Het reflectievermogen van hoger opgeleiden spreekt hen aan en het feit dat je de verantwoordelijkheid bij een kandidaat kunt laten past bij hun visie. Maar worden lager opgeleiden hiermee niet tekort gedaan?

Is het echt zo, dat loopbaanbegeleiding voor mensen met een lagere opleiding niet uitdagend genoeg, lastig of zelfs minder zinvol is? Loopbaanvisie ging op pad om dit uit te zoeken en sprak zowel met kandidaten als met loopbaanadviseurs die vol enthousiasme met deze doelgroep werken. In de bouwwereld gebeurt het regelmatig dat mensen,die jarenlang een specifiek vak hebben uitgeoefend, vanwege lichamelijke problematiek uitgeschakeld worden. Dat gebeurde ook Henk Bressers. “Ik had er totaal geen vertrouwen in dat er voor mij, met mijn achtergrond als timmerman, mijn nek- en rugklachten en mijn beperkte scholing, nieuwe kansen zouden kunnen zijn. Totdat ik vanuit mijn toenmalige werkgever een loopbaantraject aangeboden kreeg. Ik werd bewust van mijn kwaliteiten en interesses en kreeg weer perspectief.” Ook Jan van Helvoirt kreeg door een loopbaantraject nieuwe kansen. “Ik heb vanaf mijn zestiende gewerkt en nooit iets anders gedaan als metselen. Totdat mijn lichaam het opgaf, vanwege de statische bewegingen, en ik de kans kreeg om door middel van een loopbaantraject naar mijn wensen en mogelijkheden te kijken. Ik kwam erachter dat ik wel een lagere opleiding had, maar dat mijn werk- en denkniveau eigenlijk helemaal niet laag was. Vroeger heb ik vanwege mijn dyslexie niet verder kunnen leren en ben ik in een praktisch beroep terechtgekomen. Tijdens mijn werk en in mijn vrije tijd bleek ik echter voldoende sociale en communicatieve competenties te hebben ontwikkeld, die ik ergens anders in zou kunnen zetten. Zo had ik dat zelf nog nooit gezien. Nu werk ik als onderhoudsmedewerker bij een woningbouwstichting.”

Loopbaanbegeleiding voor lager opgeleiden niet zinvol?

Hoe kan het toch dat loopbaanadviseurs vaak aangegeven dat loopbaanbegeleiding voor lager opgeleiden minder zinvol is en dat lager opgeleiden juist aangegeven er veel baat bij te hebben? Waarschijnlijk heeft dit te maken met beperkte aansluiting bij de doelgroep, onbekendheid over hoe je als loopbaanadviseur zo’n traject aan kan pakken en gebrek aan ervaring in het werken met deze doelgroep. Astrid Schlooz, loopbaanadviseur bij Beekmans & Van de Ven, merkte tijdens haar loopbaanopleiding dat veel loopbaanadviseurs geen idee hadden hoe ze lager opgeleiden zouden kunnen begeleiden. “Het grappige was dat ik destijds het omgekeerde dacht: mijn ervaring was juist groot met laag- of niet opgeleiden. Lager opgeleiden hebben, net als hoger opgeleiden, ook te maken met reorganisatie, dreigend ontslag, ziekte en verveling. Dat hun mogelijkheden om door te groeien wellicht minder zijn wil niet zeggen, dat zij geen behoefte kennen om zich verder te ontwikkelen of om eens verder te kijken dan hun huidige werkzaamheden. Hetzelfde werk in een heel andere organisatie of een nieuwe uitdaging op hetzelfde niveau kan ook in de beleving al veel verschil uitmaken.” Ook Marie-Madeleine Claassen heeft, onder andere door haar werkzaamheden bij Loopbaantraject Bouw en Infra, ervaring met lager opgeleiden: “Mijn ervaring is, dat loopbaanadviseurs voorkeur hebben om kandidaten met een hoger opleidingsniveau te begeleiden, omdat hun eigen taalgebruik en denkwijze daar beter bij aansluit. Verder valt me op dat bij reorganisaties lager opgeleiden vaak een sollicitatietraining in een groep krijgen aangeboden en hoger opgeleiden een duur loopbaan- of outplacementtraject. Ik heb me hier altijd boos over gemaakt. Lager opgeleiden hebben net zo goed recht op een volledig loopbaantraject. Ook zij kunnen en willen nadenken over wie ze zijn en wat ze willen en kunnen. Ze zijn alleen niet gewend dat deze vragen aan hen gesteld worden. Ik pleit ervoor, dat er juist met lager opgeleiden POP gesprekken worden gehouden, zodat medewerkers leren reflecteren en investeren in zichzelf. Life-Long learning geldt voor iedereen. Lager opgeleiden zijn uitstekende vakmensen en hebben vaak hobby’s waarin ze allerlei vaardigheden opdoen, die ze kunnen gebruiken in een werksituatie. Ze zijn er zich alleen niet altijd van bewust. Ook zij hebben hun passie.”

Een actieve rol spelen, maatwerk leveren en creatief zijn

Net als bij hoger opgeleiden kan het bij lager opgeleiden zinvol zijn om testen, methodieken en instrumenten in te zetten. Ook is de lijn in een traject bij beide groepen niet anders. Het vraagt alleen wel iets extra’s van de loopbaanadviseur. Je moet maatwerk leveren. Dat betekent goed inschatten in hoeverre begeleiding nodig is, in hoeverre testen en oefeningen toegevoegde waarde hebben en of ze aangepast moeten worden. Met lager opgeleiden terugkijken naar hun arbeidsverleden levert bijvoorbeeld veel op. Het is echter de vraag of je ze thuis een biografie moet laten schrijven. Vaak werkt het beter als er gesprekken aan het onderwerp worden besteed en dat er goed wordt doorgevraagd. Ook kun je competentie- of vaardighedentesten inzetten (bijvoorbeeld WSQ van SHL) en naar loopbaanwaarden, interesses en werkomstandigheden kijken. Als je als loopbaanadviseur maar goed aansluit bij het niveau en de situatie van de kandidaat, duidelijke instructies geeft en uitleg visueel maakt. Daarnaast is het belangrijk om praktijkvoorbeelden aan te halen en om kandidaten complimenten te geven en bewust te maken van hun kwaliteiten, zodat hun zelfvertrouwen wordt vergroot.

Astrid Schlooz: “De regie ligt vaak meer bij de loopbaanadviseur, maar uiteindelijk is het uitgangspunt altijd dat iemand zijn eigen keuzes maakt en zijn eigen leven bepaalt. Het begeleiden van lager opgeleiden vraagt een praktische benadering, waarbij je kleine stapjes moet zetten en meer samen moet doen in plaats van ‘huiswerk’ meegeven. Verder zijn testen, net zoals bij hoger opgeleiden, puur een leidraad. Het draait toch om de gesprekken en om het bevragen, toetsen (eventueel ook aan de omgeving), samen puzzelen en logisch nadenken.” Fiona Feelders is jobcoach bij Werkpad. Zij vindt het belangrijk om zelf instrumenten te ontwikkelen die aansluiten bij de doelgroep. “Wij gebruiken veel beeldmateriaal waarmee we samen met kandidaten hun motivatie en mogelijke beroepsrichting in kaart kunnen brengen. Als loopbaanadviseur is het belangrijk om je te verplaatsen in de leefwereld van de kandidaat en om zo praktisch mogelijk de juiste informatie boven tafel te krijgen. Hiervoor voeren we meestal ook gesprekken met het mensen in hun nabije omgeving (ouders, partners, kinderen). Dit kost meer tijd dan het begeleiden van hoger opgeleiden, maar is juist heel uitdagend en inspirerend.”

Marie-Madeleine Claassen: “Het kost bijvoorbeeld meer tijd en creativiteit om te werken aan de vijf loopbaancompetenties, zoals Marinka Kuijpers die helder omschrijft in haar boek ‘Breng beweging in je loopbaan’. Deze doelgroep is namelijk niet gewend te reflecteren op de eigen motivatie en kwaliteiten en anderen te betrekken bij hun loopbaanontwikkeling. Voordelen zijn echter, dat je met lager opgeleiden duidelijk en concreet kunt communiceren en werken. Ik werk bijvoorbeeld graag met de spellen van Peter Gerrickens of met de iCarestest.” Werken met lager opgeleiden vraagt dus een andere werkwijze en een actievere rol. Je moet meer samen doen, zowel tijdens het loopbaantraject als in de bemiddeling naar werk. Dit betekent niet dat je het overneemt, maar dat je een manier moet vinden waarop je de inhoud begrijpbaar maakt en kandidaten vervolgens toch verantwoordelijk laat voor hun eigen keuzes. Hiervoor is creativiteit nodig. Ook is het belangrijk dat je affiniteit hebt met lager opgeleiden. Je moet geduld hebben en er helemaal voor gaan.

Lef hebben en je netwerk inzetten

Ieder traject is anders en om de juiste sleutel te vinden moet je er als loopbaanbegeleider voor lager opgeleiden plezier in hebben om nieuwe dingen te proberen. Dat is belangrijk om de vertaling naar de arbeidsmarkt te kunnen maken en om gericht advies uit te kunnen brengen over een geschikte beroepsrichting. Dylan van Lith deed een interessetest (LINC laag van LDC) en keek daarna samen met zijn loopbaanadviseur naar de bijbehorende filmpjes over beroepen. Om die beroepen in de praktijk te bekijken zijn ze samen bij verschillende werkgevers langsgegaan. Dylan: “Als ik het zie, snap ik beter wat de werkzaamheden zijn, dan wanneer ze op papier staan of ik op internet kijk. Ik heb in de beveiliging, recreatie en verkoop gekeken. Toen was ik eruit wat ik wilde. Ik heb nu een werkervaringsplaats als assistent verkoopmedewerker in een boekhandel en ga binnenkort een ‘werken en leren’ traject volgen, BBL, niveau 2.” Wanneer je samen met je kandidaat vervolgens de zoektocht naar een nieuwe werkkring oppakt, moet je ook veel samen met de kandidaat doen (potentiële werkgevers zoeken, gesprekken oefenen, enzovoort) en het lef hebben om bedrijven te bellen voor een netwerkgesprek, een werkervaringsplaats of een baan. Je toegevoegde waarde zit in het inzetten van je eigen netwerk en in het meekijken hoe je het netwerk van je kandidaat optimaal kunt inschakelen. Een loopbaanbegeleider die lager opgeleiden begeleidt moet er misschien meer tijd en energie in steken dan bij de begeleiding van hooggeschoolde, zelfreflecterende en zelfbewuste cliënten, maar je krijgt er veel voor terug. Kandidaten zijn vaak erg dankbaar en zonder jouw hulp redden ze het niet makkelijk. Dat geeft veel voldoening. Daarnaast zit de uitdaging in de creativiteit, het maatwerk en in het feit dat je actief werkgevers moet benaderen. Zo kom je op verschillende plaatsen. Dit is niet alleen interessant en gevarieerd, maar genereert ook weer nieuw werk! 

Gepubliseerd in Loopbaanvisie door Jacqueline Kruunenberg